|
Bedelaars in de middeleeuwenEen eerste groep marginalen waren de bedelaars. In iedere middeleeuwse stad waren ze terug te vinden, hopend een aalmoes te ontvangen. De eerbare burgers wisten niet goed wat aan te vangen met deze bedelaars.
In de eerste middeleeuwen werd in het Westen nogal neerbuigend gesproken over hen. Vanaf de twaalfde eeuw nam men - onder invloed van Byzantium - een dubbele houding aan. Enerzijds vonden ze bedelaars nog altijd vies en wilden ze liefst met een grote boog erom heen lopen. Anderzijds wilden deftige burgers hun christenplicht vervullen en de hongerigen spijzen. Liefdadigheid was aanwezig in iedere christelijke stad. Toch werd niet iedereen als 'rechtmatige bedelaar' beschouwd. Iemand die geld zou kunnen verdienen met te werken, moest dat doen. De echte bedelaars vormden een bonte bende van kreupelen, zieken en ouderen. Sommigen veinsden een handicap en waren daarbij erg creatief. Ze wikkelden hun arm of been in met een bebloede doek en liepen met krukken rond. Anderen lieten een stuk varkensdarm uit hun zij komen of plakten vlees op hun ledematen. Ze zagen er allemaal verschrikkelijk uit en bedelden verder. Tegen het einde van de middeleeuwen was de groep armen door hongersnood, pest en andere ontberingen serieus aangegroeid. De stap tussen armoede, bedelarij en criminaliteit was gauw gezet. Steeds meer trokken bedelaarsbenden rond. Er ontstond een aparte wereld, met eigen regels en zelfs een eigen taal, het bargoens. |