ketters in de middeleeuwenKetters werden ook aanzien als uitschot. Ketters waren mensen met een afwijkende visie op het geloof (christendom). De kerk zelf werkte dit in de hand door mensen met een afwijkende visie op het geloof met de vinger te wijzen en terecht te stellen. Ketterijen waren nooit vreemd geweest aan de kerk, maar vanaf de elfde eeuw werd het probleem groter. De kerk werkte zelf aan haar eigen organisatie en personen die de onaantastbaarheid in vraag stelden, waren gevaarlijk.
Zoals andere marginalen werden ketters bekleed met bepaalde tekens. Gewezen ketters werden verplicht tot het dragen van twee kruisen op de borst. Deze stonden symbool voor berouw van zonde. Sommigen werden vrijgesteld van dit 'brandmerk' omdat het hun sociale leven teveel in gevaar bracht. Jonge vrouwen konden anders geen man vinden, mensen met huwbare kinderen konden hun kinderen niet uithuwelijken. Ketters waar geen beterschap voor mogelijk was, werden tot de brandstapel veroordeeld. |