prostituees in de middeleeuwenTegenover prostituees nam men een dubbele houding aan. Enerzijds bekeek men de dames van plezier als grote zondaressen. Anderzijds beschouwde men ze als een noodzakelijk kwaad. De opkomst van de prostitutie liep parallel met de opkomst van de stad. In een dorpsgemeenschap was de sociale controle immers te groot. Vandaar dat in de drukke omgeving van handelsposten veel vaker een bezoek werd gebracht aan een lichtekooi. In de mentaliteit van de middeleeuwer werd prostitutie gezien als een uitlaatklep voor de gezonde behoeften van de viriele man. Een bordeelbezoek werd niet noodzakelijk als abnormaal beschouwd. De overheid profiteerde soms mee van de prostitutie. De dames in kwestie werden echter wel als marginaal beschouwd. Dat hing samen met het algemene beeld van de vrouw. Haar enige bedoeling was immers om haar zinnelijkheid te bevredigen.
Prostituees kregen geen enkele juridische bescherming tegen diefstal of verkrachting. De kerkelijke, en later de wereldlijke overheid vond ook dat hoeren herkenbaar moesten zijn, vandaar bepaalde kledingvoorschriften. Deze verschilden van streek tot streek. Meestal moesten de meisjes van lichte zeden een lap stof rond de arm dragen. Soms droegen ze ook bovenkledij of sluiers in een bepaalde kleur. Deze kleur was opvallend en had als bedoeling een duidelijk onderscheid te maken tussen eerbare en andere vrouwen. In de late middeleeuwen werd de prostitutie ook geografisch ingeperkt: in bepaalde buurten waren bordelen, badhuizen en stoven verboden, in andere ontstond een concentratie van seksgerelateerde activiteiten. |